Ambitie 2020: NL als meest creatieve economie van Europa

Of je worst lust?

Het topsectorenbeleid is een ingezette lijn in het economisch beleid, waarin de creatieve industrie haar positie heeft verkregen. Voor het eerst wordt de sector zelf gezien als kans voor BV Nederland, en is de ambitie van de Nederlandse overheid de meest creatieve economie van Europa in 2020 te zijn. Het discours betreft een discussie over de betekenis en het realisme van deze ambitie en de aanpak ernaartoe. Het lijkt een worst, waar iedereen zijn ingrediënt in wilt stoppen en wilt eten. Hebben we het over een opgeblazen hype of een waardevolle beleidslijn dat zowel de BV Nederland als de sectoren zelf welvaart en welzijn brengt, in Nederland en in Europa?

Waarde van creativiteit

De economische waarde van cultuur en creativiteit gaat verder dan het aantal mensen dat zijn inkomen verdient in de creatieve sectoren. Onderzoeken tonen aan, dat er zich een multipliereffect voordoet, met afgeleide werkgelegenheidseffecten. Creativiteit dringt ook door in de bedrijfsprocessen van andere sectoren dan de creatieve sector .

Naast het multipliereffect is er sprake van geïmpliceerde wederkerige effecten naar de overige economische sectoren, bevolkingssamenstelling, wonen, cultuur, stedelijke ontwikkeling en onderwijs. Zo kan de creatieve economie een impuls zijn voor verouderde bedrijventerreinen. Maar ook probleemwijken, binnen de veranderde grootstedelijke context met diversiteit, zijn ontplooiingsgebieden en broedplaatsen voor creatief kapitaal. Reden voor lokaal beleid om steeds meer ruimte te bieden aan deze creativiteitsprocessen. De toegevoegde waarde van de Nederlandse creatieve industrie wordt geschat op € 7,1 miljard. Dat is ongeveer 1,9% van het BBP. De jaarlijkse export is circa 7 miljard dollar, wat neerkomt op ongeveer 1,7% van de totale Nederlandse export. De werkgelegenheid in de creatieve industrie bedroeg in 2008 ongeveer 100.000 banen. Dat is ongeveer 1% van de totale werkgelegenheid van Nederland.

De nadruk in de uitvoeringsagenda wordt op een paar subsectoren gelegd. In een verkenning van de creatieve industrie in het studierapport ‘Innovation Intelligence‘ van het Ministerie van Economische Zaken, beperkt zij zich tot zes sectoren binnen de creatieve industrie: mode, architectuur, industrieel ontwerp (en grafisch ontwerp), gaming, media en reclame. Het rapport schrijft letterlijk: “Gemeenschappelijk kenmerk is dat in al deze sectoren het commerciële en bedrijfsmatige element overheerst. In genoemde sectoren draait het niet om ‘l’art pour l’art’, maar om gezonde bedrijfsvoering. Buiten beeld blijven kunstenaars en verschillende kleinere sectoren waar eveneens commercieel gewerkt wordt zoals film en de podiumkunsten.” Simpelweg gezegd, er wordt ingezet op de directe bijdragers aan de economie en internationaal goed scorende sectoren (excellentie). Dit geeft heel duidelijk de bijgestelde visie (ten opzichte van de definitie uit 2005) weer van dit ministerie op de door hun beschouwde toegevoegde waarde van bepaalde sectoren binnen de creatieve industrie en de scheidslijn van inzet van publieke middelen in het domein van de kunsten.

 

Ambities en Beloftes

De creatieve economie wordt voor Nederland gezien als de vervanger van de maakindustrie, die is verplaatst naar lage lonen landen. Echter is creativiteit niet het exclusieve domein van Nederland noch van de Westerse economieën. Andere Europese landen en met name Groot Brittannië en Finland investeren fors. En ook in Azië wordt steeds meer geïnvesteerd in de creatieve economie. De concurrentie in zowel bedrijven als opleidingen wordt alleen maar groter. Hoe reëel is de ambitie van Nederland en wat houdt het precies in?

In de visie en strategische agenda van de creatieve industrie staan de kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen omschreven. De kwalitatieve doelstellingen richten zich op de profilering en de bekendheid van Nederland als creatieve economie. Maar ook een groeiende omzet en succes van innovatieve product-dienstcombinaties en meer integraal onderwijs. De kwantitatieve doelstellingen richten zich op het vergroten van de investeringen van het (creatieve) bedrijfsleven in innovatie en ontwikkeling, nieuwe bedrijfsmodellen en diensten, best practises en excellentie in het onderwijs. Opvallend is de snel gemaakte overgang van de term creativiteit naar innovatie in de doelstellingen. Het moet leiden tot meer omzet en marge van de creatieve industrie (10% per jaar) en meer werkgelegenheid in de sector (stijging van 5% in vier jaar).

 

Wat zijn de criteria en prestatie-indicatoren?

Voor de ranking van de meest creatieve economie, wordt gebruik gemaakt van een combinatie van indicatoren en ranglijsten. Er wordt gekeken naar het aantal werkenden in de sectoren; inkomsten uit royalty’s en licenties als percentage van het Bruto Binnenlands product (BBP); het aandeel export creatieve producten (in BBP); het aandeel in de wereldhandel in creatieve producten; en het aandeel van export van creatieve producten in de totale export. Deze laatste creatieve producten worden opgesplitst in 6 type producten, namelijk uitgeverijen, nieuwe media, muziek, design en audiovisuele content. Als kanttekening dient gemaakt te worden dat de positie betreffende de royalty’s en licenties met name door technologische bedrijven wordt bepaald.

Volgens de statistieken van het ‘Creative Economy Report’ van UNCTAD (United Nations Conference on Trade and Development) uit 2008 behoort de creatieve industrie tot de snelst groeiende industrie van de Nederlandse Economie. UNCTAD publiceert o.a. een ranglijst van exporteurs van creatieve goederen en diensten. Nederland nam in 2008 hierin de negende plek in en Italië de eerste, gevolgd door de VS, Duitsland en Groot-Brittanië.

Op sectorniveau verbindt de Nederlandse creatieve industrie zich aan het innemen van positie 6 (nu 15) op de productiviteitsranglijst van 16 landen, zoals vermeld in het Innovation Intelligence rapport van Innovatie NL uit 2009. Aandeel export van creatieve producten (BBP) in de totale export zoals vermeld in hetzelfde Innovation Intelligence rapport van Innovatie NL stijgt van de achtste plaats naar de zesde plaats.

 

Horizon 2020: Fictie of realisme?

Op de gecreëerde horizon voor Nederland als meest creatieve economie van Europa zijn meerdere kritische kanttekeningen te plaatsen. Het belangrijkste kritiek punt betreft het nadeel van een brede en onduidelijke definiëring en een top down bepaling van de kaders. Lees hierover mijn eerdere blog ‘One size fits all’ over de diversiteit in gehanteerde definities. De brede en onduidelijke definiëring van de creatieve industrie heeft als groot nadeel, dat met het stimuleren van alles, in feite niks wordt gestimuleerd en het de vraag is of Nederland haar doel gaat bereiken.
Daarnaast zit er een groot onderscheid tussen de gehanteerde definities en behorende sectoren nationaal, Europees en tussen de verschillende lidstaten. Dit draagt niet bij aan transparantie en eenduidigheid van het beleid en men kan zich afvragen of er hier geen appels met peren worden vergeleken in de strijd om de meest creatieve economie.

 

Technologische innovatie prefereert

Ten tweede is de lijn ingezet op versterking en ontwikkeling van de creatieve sectoren, maar ligt de nadruk daadwerkelijk met name op innovatie, dat wil zeggen technologische innovatie. Kunsten en de kunstenaar komen sporadisch terug in de beleidsteksten en zijn eigenlijk losse flodders, waarop het beleid helemaal niet is gericht, maar wel moet bijdragen aan de legitimering van het beleid. De creatieve industrie lijkt een vehikel voor de economische doelen van de overheid. Het beleid voor de creatieve industrie legt daarmee teveel nadruk op de economische toegevoegde waarde van creativiteit en te weinig op artistieke- en maatschappelijke toegevoegde waarde. Het tweeledige beleid van Engeland voor de creatieve en culturele industrie is daarom aanbevelingswaardig voor Nederland. Op deze wijze blijft er plek voor autonome creativiteit, dat tevens vaak als broedplaats dient voor de toegepaste creativiteit.

 

Wat zeggen octrooien nu eigenlijk?

Ten derde is het meten van het aantal octrooien en merkrechten als prestatie-indicator discutabel. De procedures voor octrooien in Nederland zijn complexer en duurder dan in andere lidstaten en dit weerhoudt kleine bedrijven van vastleggen. Over het algemeen zijn dit meer grote bedrijven als Philips die zorgen voor de weergave van de gemaakte inkomsten dan het geheel aan inkomsten en potentieel van het creatieve MKB.

Ja, als we alle belemmeringen voor het vastleggen van een patent buiten beschouwing gelaten, heeft een patent ook zeker een aantal voordelen voor een bedrijf. Het biedt tenslotte een monopolie op de uitvinding en het kan commercieel exploiteerbaar zijn.

Tevens is het eigen kapitaal van het bedrijf te vergroten door:

  • de technologie via licenties beschikbaar te stellen aan andere regio’s, markten en zelfs concurrenten.
  • Het verkopen van het patent, zeker als de technologie geen core business betreft.
  • Een patent werkt als keurmerk voor kwaliteit bij aantrekken van extern kapitaal.
  • Een patent werkt risicoverlagend (kan als onderpand dienen) voor een externe financierder en is waardeverhogend bij de verkoop van het bedrijf

Echter komt het uiteindelijke succes niet voort uit de beschikking over het patent, maar uit het idee of de toepassing van de technologie op zichzelf. Dit vereist een goed ondernemingsplan, en een goede uitvoering door een team met gekwalificeerde ondernemende mensen.

 

Gevolgen van beleidskeuzes

Ten vierde kun je een vraagteken plaatsen bij de keuze voor dit beleid. De creatieve industrie wordt gekenmerkt door vele kleine bedrijven en een paar grote bedrijven in de distributie en productie. Dit maakt de sector flexibel, maar ook onstabiel. In een onlangs verschenen artikel in het Financieele Dagblad wordt door drie economen Eijffinger, Garretsen en Den Butter kritiek geuit op het topsectorenbeleid in algemene zin. Het beleid is volgens hun teveel gericht op winnaars, in plaats van uitdagers; liever beleid richten op waar je goed in bent; en met een sectorale aanpak komen geen cross-sectorale verbindingen tot stand.

Daarnaast door de creatieve industrie te karakteriseren als economisch, valt ze onder de afspraken, die zijn gemaakt binnen de Wereld Handels Organisatie. Het betekent dat de culturele bedrijven in Nederland en in Europa concurreren met de grote Amerikaanse producties. Landen als Canada, Australië en Nieuw-Zeeland, hebben juist hun nadruk liggen op export en bescherming van hun cultureel erfgoed.

Het beleid van Nederland zou zich moeten richten op een innovatie gedreven netwerkeconomie, waarin er plek is voor creatieve en technologische innovaties, het maken van verbindingen en het versterken van de sectoren vanuit en binnen het netwerk. De potentie van het creatieve MKB wordt met het huidige beleid niet (optimaal) benut en zal leiden tot het versterken van enkele grote organisaties in plaats van het versterken van de Nederlandse economie en positionering van Nederland in de toekomstige ontwikkelingen.

Mariël

Concurrentiepositie, Concurrentievermogen, creatieve economie, Creatieve industrie, Economisch beleid, EU, Europa 2020, European Committee, Innovatie, innovation intelligence, ranking, topsector, waarde van creativiteit
Vorig bericht
One size fits all: definitievorming van de creatieve industrie
Volgend bericht
Wat is creativiteit?

Gerelateerde berichten

keyboard_arrow_up