Wie is de leerling en leraar in de creatieve sector?

Afgelopen weekend heb ik genoten van de tentoonstelling Rubens, Van Dyck en Jordaens in de Hermitage in Amsterdam. De tijd waarin de meester de technieken, met name zijn eigen technieken, overbracht aan zijn leerlingen. De leerlingen mochten beginnen met de vloer schoonvegen, vervolgens pigment aanmaken en kleine stukjes van de schilderijen inkleuren. Soms maakte de meester het werk voor in het klein en werkte de leerlingen het schilderij uit op een groter doek. Met tot gevolg dat soms foutjes werden gemaakt en dit de meester geld kostte. Maar learning by doing was de enige manier. Kunstacademies bestonden nog niet.

Marktgerichtheid van kunstenaars

Opvallend vind ik de marktgerichtheid van de schilders uit deze tijd. Ze maakten portretten en schilderijen op verzoek. De afbeeldingen veranderde mee met de mode, de schoonheidsidealen, en vertoonden symbolen die in die tijd werden begrepen en zogenaamd konden worden ‘gelezen’ door het publiek. Het talent van de schilder zat in de beheersing van de techniek, in kleurgebruik, compositie, licht en donker, precisie. Een van Rubens’ opmerkelijkste kwaliteiten was ongetwijfeld zijn ongeëvenaarde absorptievermogen: in zijn werk is de zo bewonderde antieke kunst en die van de grote Italiaanse tijdgenoten alom tegenwoordig. Om aan de vele opdrachten te kunnen voldoen exploiteerde Rubens een grootschalig atelier, waarvan de organisatie was afgekeken van de artistieke praktijk in Italië en waar talrijke medewerkers deelnamen aan de uitwerking van grote opdrachten. Pas in de 20ste eeuw veranderde de kwalificering van talent in de mate van autonoom denken van de kunstenaar. Naar mijn mening heeft het ontstaan van kunstacademies hiertoe geleid. Als leerling maak je niet de techniek en schilderwijze van één meester eigen, maar kun je je zelf ontwikkelen vanuit de basis schildertechnieken. Sterker nog, dit wordt van je verwacht.

Autonoom denken

De rol en invloed van autonome beeldende kunst en individuele expressie, is pas de laatste 50 jaar van belang en tekenend voor de ontwikkeling van de kunsten en de kunstenaar. De student wordt begeleid in zijn zoektocht naar zijn eigen kwaliteiten en interesses. Bij het streven naar kwaliteit spelen onderzoek en experiment een grote rol, waarbij nieuwe ontwikkelingen binnen en tussen disciplines worden gestimuleerd. Daarnaast is de maatschappelijke invloed van belang.

De kunstenaar van nu is de spiegel van de maatschappij, zonder zichzelf erin te mengen. Dit is anders dan in de tijd van Rubens. Rubens was zelf ondernemer, kunstenaar, kunsthandelaar en politicus. Hij gebruikte zijn artistieke kwaliteiten om aan tafel bij de aristocraten, invloed uit te oefenen. Daarnaast runde hij een groot atelier.

Creatieve sector als topsector

Terwijl ik rondliep moest ik denken aan de discussie die op dit moment in de kunsten en overheid over het cultuurbeleid wordt gevoerd. Enerzijds worden de creatieve sector en de kunstenaar geprezen om zijn originaliteit, verwondering, zijn belangrijke bijdrage en invloed op innovatie. Anderzijds willen we hiervoor als maatschappij niet betalen. Een combinatie met de marktgerichtheid van Rubens wordt verwacht van de huidige kunstenaars. De creatieve sector gedefinieerd als topsector wordt gezien als moeilijk benaderbaar en schaalbaar. Te kleinschalig en waar moeten ‘ze’ beginnen?  Wiens onvermogen tot ontwikkeling behoort dit toe, vraag ik mij af? Het wel zien, maar niet weten hoe, getuigt van een weinig ondernemende houding. Misschien ligt hier juist de rol voor de kunstenaar.

Ondernemende ondernemer

Voor het ondernemerschap is het belangrijk dat je mogelijkheden ziet, je eigen pad bepaalt, keuzes durft te maken en dan tot actie over gaat.Kunstenaars zijn juist goed in het zien van mogelijkheden en kiezen graag hun eigen pad.Duidelijke eigenschappen en vaardigheden van een ondernemende ondernemer als prestatiegerichtheid, zelfstandigheid, risicobereidheid, dominantie, doorzettingsvermogen, creativiteit behoren de creatieveling toe. Het erkennen van de positie van de creatieve sector als innovator in de maatschappij en daarnaast als producent, zou al een hoop inzicht en begrip kunnen opleveren. De orginaliteit en de snelheid waarmee de culturele sector reageert op de subsidiebeperkingen, heb ik nog niet in andere sectoren kunnen opmerken. Ze handelen en ondernemen wel degelijk om te kunnen blijven bestaan. De diversiteit van de kunsten en het onderzoeken van nieuwe vormen en technieken zal zonder bijdrage van de overheid moeilijker worden, maar het zit in de genen van de kunstenaar om hun weg daarin te vinden. Totdat de maatschappij het vermogen heeft in te zien wat deze creatieve sector brengt en in dialoog haar daadwerkelijk als topsector laat floreren. Vraag blijft: “Wie is de leerling en leraar in dit proces?”

PS: In een volgende blog zal ik verder ingaan op het ontbreken van het maatschappelijke beeld van een ondernemende kunstenaar.

autonoom denken, creatieve sector, Cultureel ondernemerschap, kunstacademie, marktgerichtheid, Ondernemerschap, Ondernemersgenen, rubens, talent, topsector
Vorig bericht
Waarde van Kunst
Volgend bericht
Mijn ode aan de Nar

Gerelateerde berichten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Dit is een verplicht veld
Dit is een verplicht veld
Geef een geldig e-mailadres op.

keyboard_arrow_up