Cultureel ondernemerschap, hotter dan hot?

Kunstbeleid, Ontwikkeling cultureel ondernemerschap
Mariël Voogel

Mariël Voogel is the founder and owner of CreativeMV. She has more than 20 years experience in translating future developments towards a policy and new programs. She is specialized in IT & Data, entrepreneurship, SMEs, innovation and development issues affecting the cultural and creative industries. Mariël has an extensive expertise in the formulation of strategies in the field of economic development, innovation, and culture policies as well as carrying out cooperation programmes. Mariël has a Master in Arts Policy and Management of the University of Utrecht.

Read more of my posts.

by Mariël Voogel

Nog niet eerder heb ik zoveel berichten gelezen en bijeenkomsten langs zien komen over cultureel ondernemerschap. De ene kop zegt ”Fuck cultureel ondernemerschap” (NRC, 3 mei jl.) en de andere weer “De geboren ondernemer: virtuele winkelstraat met kunst dat is de toekomst.” Is deze aandacht, net als de aandacht van politiek en media voor ondernemerschap in algemene zin, een conjunctureel verschijnsel? Ik denk het wel. Al decennia lang in de laatste eeuw wordt er in meer en mindere mate gesproken over de (toegevoegde) waarde van kunst.

Hieraan liggen naar mijn mening de volgende oorzaken aan ten grondslag:

  • De cultuur van de academies is goed voor de talentontwikkeling maar richt zich teveel eenzijdig op deze artistieke ontwikkeling;
  • De normering voor wat kwaliteit is en wat niet en wie dit mag bepalen, is niet transparant;
  • Angst en onzekerheid van de sector om zich open te stellen voor de mening en inbreng van niet deskundigen/vakgenoten;
  • Kunst als manier om de werkelijkheid te ontsluiten zonder daar de werkelijkheid in te betrekken, waardoor ze niet altijd wordt begrepen;
  • Maatschappelijke veranderingen ten aanzien van kunst- en cultuurbeleving.

Kunstwereld in beweging

De discussie die op dit moment wordt gevoerd, kun je toch zeker als waardevol beschouwen. De wereld is aan het veranderen, er komen nieuwe uiting- en belevingsvormen bij en de sector moet daar op anticiperen. Met name kunstinstellingen voeren de discussie. Zij zijn tenslotte het platform, die de kunsten verspreiden. De beeldend kunstenaar zelf hoor ik minder, hij vindt zijn weg wel zoals hij altijd heeft gedaan. Het zijn te meer de academies, de kunstinstellingen en de theater- en muziekgezelschappen, die moeite hebben met de transformatie.

Kennedy: “Art is not a form of propaganda; it is a form of truth.”
Kennedy betoogde tijdens zijn eerbetoon aan dichter Robert Frost (1963) de belangrijke rol van de kunstenaar als nar in de maatschappij:

“The great artist is thus a solitary figure. He has, as Frost said, a lover’s quarrel with the world. In pursuing his perceptions of reality, he must often sail against the currents of his time. This is not a popular role. If sometimes our great artists have been the most critical of our society, it is because their sensitivity and their concern for justice, which must motivate any true artist, makes him aware that our Nation falls short of its highest potential. If art is to nourish the roots of our culture, society must set the artist free to follow his vision wherever it takes him. We must never forget that art is not a form of propaganda; it is a form of truth.”

Deze speech van Kennedy snijdt nog steeds hout en geeft heel duidelijk het bestaansrecht aan van kunst in de maatschappij. Als basis is de (toegevoegde) waarde van kunst is goed te definiëren in een viertal onderdelen:

  1. Intrinsieke waarde: de creatie op zichzelf en het autonome artistieke proces voor de kunstenaar zelf;
  2. Educatieve waarde: kunst in onderwijs doet aanspraak op creatieve vaardigheden en ontwikkelt de oplossingsgerichtheid van de leerling. Daarnaast draagt het bij aan zelfverwezenlijking en jezelf leren te presenteren. Dit is waardevol voor de leerling zelf en voor de maatschappij;
  3. Innovatie & onderzoek: kunst is een bron van vernieuwing;
  4. De nar van de maatschappij: kunst geeft vermaak, reflectie en kritiek.

Er wordt gesteld dat bezuinigingen in de culturele sector een signaal zijn dat politici een minder ontwikkelende maatschappij prefereren. Dit vind ik een redenering die veel te kort door de bocht gaat. Omdat je minder geld ergens aan uitgeeft, is het niet belangrijk? Onzin. In het licht van de crisis en bezuinigingen levert iedereen in en dus ook de kunstsector. Een uitermate goed moment om te herbezinnen, wat je als sector bent en waar je naartoe wilt ontwikkelen.Kansen genoeg. De kunstenaar als nar in je bedrijf, waarom niet? Bedrijven schreeuwen om innovatie en inspiratie, dit kan juist de culturele sector bieden. Collecties in depots van musea, digitaliseren enerzijds en anderzijds wanneer mogelijk als kunstuitleen voor bedrijven. Het is mogelijk en de initiatieven zijn er al. Een combinatie van een stukje publieke ontwikkelingsfinanciering, private financieringsbronnen als bedrijven en particulieren en een commercieel business model, is een heel gezonde combinatie. Handig voor het beleid van de overheid, is dat de kunstsector geen zesjesmentaliteit kent, er wordt altijd gestreefd naar het hoogste. Hierop kan heel goed door de overheid worden ingezet; kunstzinnige vorming van de jeugd; talentontwikkeling en innovatie van de kunst.

De overlap van kwaliteit en bereik

In hetzelfde licht, was ik laatst bij een debat van Kunsten’92 over, maar natuurlijk, cultureel ondernemerschap. De overlap van kwaliteit en bereik werd een interessante discussie. Enerzijds werd de belangstelling van het publiek ervaren als het schaarse goed. Nederlanders moeten cultuur (waaronder de kunsten in dit geval) weer een beetje toe-eigenen. Het behoud is onderdeel van burgerschapsvorming en wie we zijn. Dit is nu niet het geval. Hiermee kun je beginnen door te zorgen voor kunst- en cultuuronderwijs en kinderen op vroege leeftijd al een ander beeld en meer kennis over kunst mee te geven. Anderzijds dient de sector interesse te tonen in haar betalende publiek en gezamenlijk op zoek te gaan naar een nieuw evenwicht. De aanwezigen uit de sector achten het delen van waarden met elkaar belangrijker dan het vraagstuk rondom vraag en aanbod. En dit laatste kleeft voor hun aan ondernemerschap. Het kunnen creëren zonder doel, is, volgens de aanwezigen, wat ondernemerschap de das om doet voor de sector. Jammer, want het een hoeft juist het ander niet uit te sluiten. De bezieling is juist de overeenkomstige drijfveer tussen creatie en ondernemerschap.

Waarom is ondernemerschap toch zo’n vies woord? Ik begrijp het simpelweg niet. De overeenkomsten zijn zo groot, met het enige verschil dat de kunstsector haar vraag vaker moet creëren dan de ondernemer die vaak inspeelt op de vraag of de kans die er ligt. Maar sluit het pionierschap van de ondernemer niet uit. Dit is de belangrijkste oorsprong van het bestaan van de meeste bedrijven. Hierin verschilt de kunstenaar echt niet van de zogenaamde ondernemer. Andere doelen hoeven hierin geen wig te slaan. De ondernemer bestaat niet, maar de creatieve entrepreneur echt wel. Er zijn prachtige voorbeelden om ons heen, je moet ze wel willen zien.

Plaats een reactie