De discussie rondom ZZP’ers is al langere tijd gaande en de afgelopen weken is het een veel besproken onderwerp in het kader van de nieuwe wetgeving voor de vervanger van de zogenaamde VAR-verklaring. De hele discussie volg ik op de voet, enerzijds omdat het mijn vakgebied raakt en anderzijds omdat het een beroep doet op mijn eigen normen en waarden.
Wat mij ook frappeert in de hele discussie, is dat we het in beginsel hebben over een verzonnen begrip. Het is geen rechtsvorm en toch heeft het begrip ZZP een juridisch, maatschappelijk en sociaal gevolg. In deze blog ga ik in op de introductie van de term, de ontwikkeling van de arbeidsmarkt en de nieuwe overeenkomst.
Gerelateerde Expertise en Diensten:
De term ZZP
ZZP, het is een term die zo’n vijftien jaar geleden steeds meer zijn intrede deed. Ik werkte op dat moment voor de Kamer van Koophandel en ik hield mij met name bezig met starters. Toentertijd spraken we alleen van freelancers, ondernemers en vrije beroepsbeoefenaren. De eerste twee vaak een eenmanszaak met dezelfde rechten en plichten, maar in bepaalde sectoren, zoals in de media en entertainment werd het begrip freelancer al vaak gebruikt. En nog steeds. Die sector is afhankelijk van de grilligheid van de kijk-, luister- en leescijfers en werkt vaak in opdrachtvorm. Ook worden mensen aangenomen voor de duur van een programma en verlaten voor 3 maanden het productiebedrijf om vervolgens weer aan het werk te gaan. Alle flexwetgeving om dit tegen te gaan ten spijt. Een andere discussie, maar in mijn ogen ook een wetgeving waarbij niet is gekeken naar de oorzaak van het probleem. Als gevolg ontstaan allerlei constructies om deze wetgeving te omzeilen en is de situatie voor de medewerker niet veranderd.
Terugblik
Terugkijken is voor de discussie rondom ZZP’ers belangrijk, om de ontwikkeling te volgen en daar ook hedendaags beleid op te kunnen formuleren. Anders dan bij de beroepsgroep media en entertainment, ontstond bij sommige beroepen een discussie over de scheidingslijn ondernemerschap- loondienst. Dit waren de vrachtwagenchauffeurs, de interim-managers en op een later moment de klusbedrijven. Van vraagstukken rondom de zelfstandigheid in de zorg- of de postsector was toen nog geen sprake.
Wat betreft de vrachtwagenchauffeur, daarvan bepaalde de rechter, dat als de chauffeur een eigen wagen rijdt, hij een dermate investering doet en risico neemt, dat hij wordt gezien als ondernemer. Voor de dienstverlening van de interim-manager was het noodzakelijk dat hij langere tijd nodig had om zijn diensten te verrichten en ook hiervoor werd een uitzondering gemaakt.
Met de startende klusbedrijven hebben regelmatig uitgebreide gesprekken plaatsgevonden bij de inschrijving om te achterhalen of er wel daadwerkelijk sprake was van een bedrijfsvorm. De ZZP’er werd een fenomeen. En al snel kregen we mensen die zich als ZZP’er wilden inschrijven en van de term eenmanszaak nog nooit hadden gehoord. Sterker nog dat gingen verwerpen, ze wilden ingeschreven worden als ZZP’er. Ik zag dat toen als een probleem. Ik vond het belangrijk dat mensen wisten wat ze oprichtten en wat dit inhield. Ze hadden de klok horen luiden, maar ze wilden niet weten waar de klepel hing.
Landelijke bespreking ZZP
Vanuit een landelijke productgroep gericht op starters, heb ik samen met een collega, de Belastingdienst en de vele vertegenwoordigingsclubs van de ZZP’er bijeen geroepen om deze problematiek te bespreken. Ons voorstel was, laten we afscheid nemen van het begrip ZZP: iemand is ondernemer in de vorm van een eenmanszaak of is het niet. Waarom moet daar een separate term voor zijn? We kwamen er niet uit. Alle partijen, ook de Belastingdienst, wilden de term graag behouden, er zat immers ook markt(eting) in. En daar is het bij gebleven.
Dat wil zeggen, de term is ingebed, maar we weten nog steeds niet hoe we er mee om willen gaan. Wat mij betreft is de ZZP’er nog steeds ondernemer. En voor mij is het doorgeschoten, als je alleen werkt ben je nu automatisch ZZP’er. Misschien in de letterlijke betekenis van het woord, maar niet vanuit de oorsprong waaruit het is ontstaan. De groep van ZZP’ers is heel divers, het is verre van een homogene groep. Een eenmanszaak kan net zo goed producten ontwikkelen en in de markt zetten en hoeft zichzelf niet altijd te verhuren. Die eenmanszaak is in mijn ogen gewoon een bedrijf, in de volwassenheid van dat woord.
Andere arbeidsmarkt
Na mijn startersactiviteiten ben ik beleidsadviseur onderwijs en arbeidsmarkt geworden. Ook in dit veld kreeg ik natuurlijk te maken met het begrip ZZP’ers. De tendens naar een duidelijke plek voor de ZZP’er (I entrepreneur) in de arbeidsmarkt was toen al duidelijk. Er werd een ‘war on talent’ voorspeld, met een kritiek tekort aan arbeidskrachten. Ook het belang van sociale innovatie ten opzichte van technologische innovatie was toen (en nog steeds) een hot item. Aandacht voor slimmer werken, waarbij iedereen doet waar hij of zij goed in is, een flexibele organisatie met zelfsturende teams, co-creatie en dynamisch management.
De nieuwe werknemer
Voor deze blog heb ik het toen verschenen witboek van Manpower ‘De nieuwe werknemer’ (2006) weer opgezocht. Hierin werd al gesproken over de nieuwe generatie werknemers met een eigen opvatting over werk en carrière en het hoge tempo waarop de arbeidsmarkt flexibiliseert. De toenemende individualisering, emancipatie, het politieke beleid gericht op individuele keuze en eigen verantwoordelijkheid, de kenniseconomie en de ICT lagen hieraan ten grondslag. A point of no return. Ook werd toen al duidelijk dat flexibilisering, een keerzijde heeft, namelijk verstarring en een tweedeling in de arbeidsmarkt. “De groep outsiders tekent zich af; de groep die weinig keuze heeft en ‘veroordeeld’ lijkt tot een bestaan in relatieve of reële arbeidsonzekerheid.”
Visie op arbeidsmarkt noodzakelijk
Goed, we hebben het dus aan zien komen, deze ontwikkeling in onze arbeidsmarkt. En nu? Ik denk dat het van groot belang is dat er een duidelijke brede visie op de arbeidsmarkt komt. En niet alleen vanuit het Ministerie van Financiën en Sociale Zaken, maar ook vanuit ELI en OC&W. De flexwetgeving is nog niet zo lang geleden veranderd, maar is dit echt een oplossing voor het vermeende probleem? Er zijn goede voorbeelden vanuit het buitenland om te kijken naar hoe zij omgaan met ontslagrecht en werkuren vs. productiviteit. Een ander onderwerp, dat erin hoort, zijn de vereiste vaardigheden voor de beroepen van de toekomst en vanzelfsprekend de demografische ontwikkeling en globalisering. De impact van robotisering, sensoren en 3D/4D-printing op onze samenleving en de financiële, sociale en maatschappelijke gevolgen, allemaal onderwerpen die in de visie aan de orde moeten komen. De vierde industriële revolutie biedt de echte transformatie.
Is de arbeidsmarkt stuurloos?
Gebeurt er dan helemaal niks? Nee, dat is ook niet waar. Er wordt geworsteld met het onderwerp. Het vereist van de politici om op macroniveau naar de ontwikkelingen en de kansen te kijken en alle partijpolitiek even los te laten. In 2014 is er door het kabinet een ambtelijke werkgroep ingesteld die een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar ZZP’ers heeft uitgevoerd. Deze werkgroep moet de oorzaken en gevolgen van de opkomst van ZZP’ers in kaart brengen en op basis hiervan beleidsopties schetsen. Het CBS heeft hiervoor een onderzoek verricht. In april 2015 is het eindrapport van de werkgroep uitgebracht.
Uitkomsten onderzoek werkgroep
De IBO-werkgroep komt op basis van literatuuronderzoek slechts tot een ruwe schatting voor het aandeel schijnzelfstandigen. Ongeveer 2 procent van de ZZP’ers is begonnen omdat de (voormalige) werkgever aandrong op werken als ZZP’er. Daarnaast is ongeveer 15 procent ZZP’er geworden omdat er geen baan in loondienst gevonden werd. De percentages zijn echter slechts indicatief en betreffen alleen de onderzochte sectoren bouw, de zorg, het vervoer, de IT en het managementadvies. Een belangrijke conclusie van het IBO in het kader van de ontstane discussie over de ZZP’er is de volgende: “De opkomst van ZZP’ers gaat in beperkte mate gepaard met positieve externe effecten. Daar tegenover staan lagere belasting- en premieopbrengsten en hogere uitgaven aan toeslagen. Per saldo is het effect van de groei van het aantal ZZP’ers op de overheidsfinanciën zeer waarschijnlijk negatief.” Daarnaast trekt het IBO nog een andere belangrijke conclusie in mijn ogen: “Het huidige beleid maakt onderscheid in de mate van bescherming tussen zelfstandigen en werknemers. Beleid kan beter gericht worden op de behoeften van verschillende groepen werkenden, waarbij de maatvoering afhankelijk is van de gewenste mate van solidariteit en bescherming.” Deze conclusie biedt een ander perspectief op de benadering van de arbeidsmarkt, waarvan ik vind dat het past bij de huidige tijdsgeest en noodzakelijk is om nader uit te werken.
Asscher’s selecte reactie op rapportage
In de Kamerbrief (oktober 2015) als reactie op de eindrapportage van het IBO, schrijft Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Asscher: “Het kabinet deelt de analyse uit het IBO-rapport dat op langere termijn het grote verschil dat in de institutionele behandeling van ZZP’ers en werknemers is ontstaan, dient te worden verkleind. Dit wil het kabinet doen door de bestrijding van de schijnzelfstandigheid (middels DBA), het aantrekkelijk maken van werkgeverschap (het lage-inkomensvoordeel per 2017) en een toegankelijke bescherming van ZZP’ers (pensioenmogelijkheden, verantwoord opdrachtgeverschap, verhogen van bewustzijn belang AOV van ZZP’er, scholing).” Het kabinet gaat met de oplossingen voor de knelpunten door met haar beleid gericht op de as werknemers versus zelfstandigen en in plaats van het door IBO geopperde beleid gericht op de diversiteit onder werkenden.
Visie op veranderende arbeidsmarkt van wetenschappers
Ook vanuit de wetenschap wordt er naar de ontwikkelingen gekeken. Eind vorig jaar heeft Universiteit Utrecht aan zes hoogleraren uit zes disciplines gevraagd om hun visie te delen op het thema ‘duurzame arbeidsmarkt’. Hun bevindingen zijn opgenomen in een ‘whitepaper‘. Zij benoemen twee belangrijke kantelpunten voor de houdbaarheid van het huidige organisatiemodel, die ik ook zie. “In de eerste plaats lijken de mogelijkheden toe te nemen om zonder al te veel fysiek en daarmee tevens financieel kapitaal een onderneming op te zetten die niet alleen commercieel levensvatbaar en succesvol is, maar ook de beurs- of aandeelhouderswaarde van veel ‘traditionele’ productiebedrijven ruimschoots overtreft. Denk daarbij aan bedrijven als Google of diensten als ‘What’s App’ en Marktplaats. Het tweede kantelpunt betreft de rol van werk in het leven van individuele burgers. Werk is in een individualiserende samenleving waar collectiviteiten er minder toe doen in toenemende mate een middel tot ontplooiing en iets dat je identiteit bepaalt.” Ze schetsen in hun stuk vier scenario’s. Het vierde scenario spreekt mij het meest aan, omdat het naar mijn mening het meest uitgaat van een andere samenleving, en de kansen die de industriële revolutie biedt.
Minder papierwerk door nieuwe overeenkomst?
Ook wil ik het in deze blog nog even hebben over de nieuwe overeenkomst, dat voor minder administratieve lasten en meer evenwicht in verantwoordelijkheid tussen opdrachtgever en opdrachtnemer zou moeten zorgen.
Persoonlijk heb ik het aanvragen van een VAR nooit ingewikkeld gevonden. Je hebt er weliswaar vier, maar heel onduidelijk was het niet, vond ik. Wellicht waren twee vormen duidelijker geweest, alleen VAR WUO en VAR DGA. Bij inkomsten uit overige werkzaamheden gaf het geen eenduidig uitsluitsel voor beide partijen wat betreft sociale afdrachten en risico’s. Een beetje zinloos in dat geval.
Ik las in het FD van 16 januari jl. dat van alle VAR-verklaringen van ZZP’ers blijken er 10% tot 20% na controle te worden herzien. Uit onderzoek van het ministerie van Economische Zaken zou blijken dat 2% tot 14% van de ZZP’ers feitelijk niet als zelfstandige opereren en dus ten onrechte niet onder de werknemersverzekeringen vallen. Reden voor het ministerie om dit aan te pakken.
Voordelen VAR
Echter ideaal aan de VAR is het feit dat je het maar één keer per jaar als opdrachtnemer hoeft aan te vragen. In tegenstelling tot de nieuwe standaardovereenkomst. Onlangs sprak ik met een bedrijf die een standaardovereenkomst wilde opstellen met een opdrachtnemer en ondervonden we de onduidelijkheden en echte nadelen van de overeenkomst. Om zeker te zijn van vrijstelling, mag je alleen de standaarden gebruiken of moet je een eigen overeenkomst laten goedkeuren. Van dat laatste zijn de meeste ondernemers geen fan, want dat kost alleen maar tijd. Helemaal als de opdrachten die je verstrekt niet identiek zijn.
Als je kijkt naar de standaardovereenkomsten, dan rijst de eerste vraag of je daarnaast nog een andere overeenkomst moet sluiten. Dit hoeft echter niet, je mag de overeenkomst aanvullen met artikelen, zolang je maar niks verandert aan de standaard artikelen of dat het is strijd is daarmee. Wij vonden het voor de eerste keer een beetje verwarrend en niet echt handig. Je zoekt tussen het aanbod aan overeenkomsten naar wat voor deze opdracht het meest van toepassing is. Is het tijdrovend? Ja, als je het mij vraagt wel. Het papierwerk is helemaal niet afgenomen, in mijn ogen zelfs toegenomen. Wellicht verandert dit nog in deze introductietijd. Ik hoop dat staatssecretaris Wiebes in gesprek gaat met bedrijven over het gebruik van deze overeenkomst in de praktijk en de verbeterpunten snel doorvoert. Ook ervoeren wij de overeenkomst als eenzijdig beschermend vanuit de opdrachtnemer opgesteld. En wat als je weinig tijd hebt en geen zin hebt in papierwerk? Je pakt de standaard en tekent de boel toch, zodat je snel weer verder kunt…
Herziening DBA
2 februari jl. heeft de Eerste Kamer definitief ingestemd met het wetsvoorstel Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie (DBA), wat zorgt voor de verdwijning van de VAR per 1 mei 2016. Wiebes voorziet zelf al een overgangsperiode tot 1 januari 2017. ‘Gedurende deze fase krijgen opdrachtgevers en opdrachtnemers de tijd om waar nodig hun werkwijze aan te passen. Vanaf 1 januari zal de nieuwe werkwijze onverkort gelden’, kondigde hij in november aan. Inmiddels is hij ook aangesproken op tegenstrijdigheden in een paar goedgekeurde overeenkomsten. En er is een petitie gestart om het plan DBA te herzien, als ZZP’er kun je het ondertekenen als je wilt dat er vereenvoudiging en een herziening komt van de wetgeving. Ik heb het inmiddels ondertekend.
Voorlopig zal de ZZP’er zeker nog onderwerp van gesprek blijven, helemaal met de verkiezingen in het vooruitzicht. Ik ben benieuwd welke partij zich gaat richten op deze doelgroep. Het blijft nog even onrustig in ons mooie ondernemersland…
Een interessant artikel van trendwatcher en deelnemer aan platform Onderwijs 2032, Farid Tabarki, gaat ook in op de veranderde samenleving en arbeidsmarkt en het steeds belangrijker worden van talent. Volgens Tabarki zijn talent, reputatie en sociaal kapitaal afhankelijk van een goede omgeving om te kunnen gedijen. Ze worden gevoed door (zelf)leiderschap. Op het einde van het artikel geeft hij vier trends aan, die leiderschap zullen beïnvloeden. Lees hier zijn artikel ‘De piramide is gekanteld’.
Het aantal banen voor zelfstandigen is in het afgelopen kwartaal (tweede kwartaal 2016) toegenomen met 38.000. Dat blijkt uit cijfers van het CBS. Uit het trendrapport van Fast Flex Quality Sourcing en ABN AMRO blijkt dat zp’ers zelf ook verwachten dat het aantal opdrachten zal toenemen. Volgens een onderzoek van Eurofiber verwacht een op de vijf werkgevers dat het personeelsbestand in 2030 voor een groot deel uit flexkrachten zal bestaan. Lees het trendrapport
Meer dan negen op de tien zzp’ers die hun eigen arbeid aanbieden, werken voor meer dan één opdrachtgever. Deze zelfstandige professionals voelen zich ondernemer en ze denken dat ze aan de criteria van de wet DBA voldoen. Dit staat in het rapport Zzp’ers en hun opdrachten, dat de Kamer van Koophandel (KvK) heeft gepubliceerd.
95% van de zelfstandige professionals heeft meer dan één opdrachtgever. 33% heeft zelfs meer dan 10 opdrachtgevers. Gemiddeld besteden deze zzp’ers 41% van hun tijd aan de grootste opdrachtgever. Ondernemers met 2 tot 5 opdrachtgevers besteden gemiddeld 56% van hun tijd aan de grootste opdrachtgever, voor ondernemers met 6 tot 10 opdrachtgevers is dit 37%. De zelfstandige professionals met meer dan 10 opdrachtgevers besteden gemiddeld 20% van de tijd aan de grootste opdrachtgever. Ondernemers hebben dus vaak minimaal één grote opdrachtgever en enkele kleinere opdrachtgevers ernaast.
Het kabinet wilde met haar plannen de opdrachtgevers en opdrachtnemers meer zekerheid geven over de positie van de ingehuurde zelfstandige. De eerste conceptwetsvoorstellen hiertoe werden gepubliceerd op 28 oktober 2018. De conceptwetsvoorstellen Wmz en Wet op de zelfstandigenverklaring kregen tijdens de internetconsultatie en in gesprekken met het veld veel kritiek. Het minimumtarief liep eerst vast op Europees recht en het alternatief zorgde, in combinatie met de zelfstandigenverklaring, voor te grote administratieve lasten, handhavingsbezwaren en weinig draagvlak. In de vijfde voortgangsbrief van 15 juni 2020 hebben minister Koolmees en staatssecretaris Vijlbrief daarom ook aangegeven af te zien van de Wet minimum beloning zelfstandigen en de wet op de zelfstandigenverklaring. Beide wetsvoorstellen zijn dan ook ingetrokken.
Een onderdeel die nog wel wordt onderzocht is de invoering van een webmodule. De webmodule moet duidelijkheid en – daar waar mogelijk –zekerheid gaan geven over de kwalificatie van de arbeidsrelatie tussen de opdrachtgever en opdrachtnemer voor de loonheffingen. Hierbij geldt dat de webmodule moet gaan dienen als een hulpmiddel; het wordt dus niet verplicht om de module te gebruiken. De webmodule is inmiddels door de 1e testfase heen. Uit deze testfase bleek dat 25% van de opdrachtgevers een opdrachtgeversverklaring kreeg voor de in te huren ZZP’er. Bij 27% van de opdrachtgevers was geen oordeel mogelijk en in 48% van de gevallen gaf de webmodule de indicatie ‘dienstbetrekking’ aan, wat inhoudt dat er waarschijnlijk een arbeidsovereenkomst is. Op basis van deze uitkomsten is de webmodule verder aangepast. Inmiddels is een pilot van zes maanden gestart, die wordt gevolgd door een evaluatie. Daarna kan besluitvorming over een eventuele introductie van de webmodule plaatsvinden. Het kabinet gaat in 2021 ook verder met de brede maatschappelijke gesprekken over de werkwijzen en de mate waarin bepaalde werkwijzen zich al dan niet lenen om buiten dienstbetrekking te werken.
In de afgelopen decennia is flexwerk een steeds grotere plaats gaan innemen op de arbeidsmarkt. In 2019 waren er rond 3 miljoen flexwerkers, zoals werknemers met tijdelijke contracten, oproepkrachten, uitzendkrachten en zzp’ ers. De onderlinge verschillen binnen deze omvangrijke groep zijn groot. In dit artikel van het CBS worden de belangrijkste kenmerken van de deelgroepen geïnventariseerd. https://www.cbs.nl/nl-nl/longread/statistische-trends/2021/profiel-van-flexwerkers-in-nederland-2003-2019
Het CBS heeft tegenwoordig een dossier voor de cijfers over ZZP’ers. Opvallend hierbij is wel dat elke eenmanszaak, maatschap, CV, VOF en BV zonder personeel wordt gezien als ZZP’er. Een hele brede definitie dus. Ook de slager, die samenwerkt met zijn partner in een VOF, maar zonder personeel valt onder hun definitie. Zo maak je de groep wel heel groot, en het veronderstelde probleem. Voor beleid (en voor het oplossen van de schijnzelfstandigheid) zou het beter zijn als we de definitie weer meer sectoraal en voor type werkzaamheden insteken. https://www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-zzp/hoofdcategorieen/wat-zijn-zzp-ers-